De ironie is hard. Een evenement dat verdraagzaamheid predikt, werd overgenomen door een schreeuwerige minderheid die alleen nog verdraagzaam is voor wie hun wereldbeeld deelt. Wie daarbuiten valt, wordt genegeerd, gemarginaliseerd of zelfs fysiek geviseerd.

Laat ons duidelijk zijn: dit is geen eenmalige uitschuiver. Het past in een bredere, zorgwekkende trend die steeds vaker zichtbaar wordt. Er groeit een extreemlinkse reflex die zichzelf moreel superieur acht en andersdenkenden niet langer ziet als gesprekspartners, maar als tegenstanders die monddood moeten worden gemaakt. Niet via argumenten, maar via uitsluiting, intimidatie en – zoals in Brussel – met geweld.

Zo’n houding vreet aan de fundamenten van onze democratie. Want echte verdraagzaamheid, de soort waar we als samenleving op moeten bouwen, begint net waar het schuurt. Waar mensen elkaars standpunten niét delen, maar elkaar wél ruimte geven om ze uit te spreken. Je kan geen pleidooi houden voor inclusie, terwijl je tegelijk ideologische diversiteit de deur wijst.

Dat dit alles zich afspeelde tijdens Pride – een evenement dat ooit symbool stond voor strijd tegen onderdrukking en uitsluiting – maakt het des te cynischer.

Pride zou er moeten zijn voor iedereen. Voor mensen van elke kleur, geaardheid én overtuiging. Ja, ook wie niet links stemt kan queer zijn. Ook wie rechts denkt kan oprecht strijden voor gelijke rechten. En ook een Vlaams-nationalist heeft het volste recht om in solidariteit mee te stappen.

Laat ons daarom één misverstand uit de wereld helpen: dit soort gedrag zegt niets over ons. Het zegt alles over hen. En over een samenleving waarin ‘de juiste mening’ steeds vaker een toegangsticket wordt om erbij te mogen horen.

Verdraagzaamheid eindigt waar ze selectief wordt.
En een Pride die deuren sluit voor wie niet het juiste vakje aankruist, is haar eigen boodschap vergeten.